Poison

Ik liep stage bij een Amerikaans management kantoor en was daar vooral druk met koffie halen. Toen me op een goede dag werd opgedragen bij een optreden van een van onze bands te gaan kijken, was ik dolblij. Eindelijk mocht ik iets doen wat met muziek te maken had. Mijn taak was simpel. Ik moest de show bekijken en na afloop naar de kleedkamer gaan en de jongens namens het management feliciteren met het geweldige optreden. Ik kreeg de sleutels van een huurauto in mijn handen geduwd. “Jij redt het verder wel zo hè?” zei mijn baas en knikte braaf.

Aan het einde van de dag ging ik op pad. Veel te laat, zo bleek al snel, want het verkeer zat muurvast. Vervolgens werd duidelijk dat niet alleen de files een probleem waren; ik wist toch iets minder goed de weg dan ik had gedacht. Ik nam een verkeerde afslag en het kostte me vervolgens een uur om weer terug op de snelweg te komen. Toen ik eenmaal de goede afslag had gevonden, moest ik uren door de wijk cirkelen voor ik de club zag liggen. Ik meldde me bij de deur en liep door de vrijwel lege club. Er stond niemand op het donkere podium. Kut, ik was dus echt te laat. Maar goed, ik had een duidelijke opdracht gekregen, die zou ik uitvoeren ook.

Voor de deur van de kleedkamer moest ik even moed verzamelen. Ik dacht aan mijn baas en hoe hij altijd “great show” schreeuwend kleedkamers binnenviel. Dat leken mensen heel normaal te vinden, dus ik zwaaide de deur open, riep heel hard “dit was de beste show die ik ooit heb gezien!” en begon links en rechts handen te schudden.

Mijn enthousiasme werd op z’n zachtst gezegd nogal lauw ontvangen. De derde hand die ik schudde was van een roadie die me meteen aan mijn arm naar de gang leidde. “Wat doe jij nou idioot,” zei hij, “de show is na het tweede nummer afgebroken omdat iemand een fles naar Bret gooide…”